Oorzaak
Een megaoesophagus is een gedilateerde (verwijde) slokdarm met verminderde peristaltiek (voortstuwende golfbeweging) als gevolg van een neuromusculaire (zenuw-spier) aandoening. Er zijn veel verschillende oorzaken!
(a) p. 390: Tabel 1. Etiologie van megaoesofagus bij de hond en de kat
(a) p. 392: Tabel 2. Differentiaaldiagnose van megaoesofagus bij de hond.
Oorzaken algemeen: congenitaal (pups, manifest tijdens het spenen) of verkregen (meestal op volwassen leeftijd), primair (idiopathisch = oorzaak onbekend) of secundair (gevolg van een andere afwijking), partieel (deel van de slokdarm) of gegeneraliseerd (de gehele slokdarm).
In 80% van de gevallen (congenitaal of verkregen) is er sprake van de primaire (idiopathische) vorm; (focale) myasthenia gravis is de meest voorkomende onderliggende oorzaak van de secundaire vorm.
Prevalentie
De megaoesophagus komt voor bij pups als congenitale / erfelijke aandoening, die manifest wordt tijdens het spenen. De verkregen vorm zien we bij volwassen honden van gemiddeld 8 jaar (variërend van 9 maanden tot 18 jaar!).
Symptomen
Regurgitatie of het terugstromen van slokdarm- / maaginhoud, water en / of onverteerd voedsel (minuten tot uren na de voedselopname), met als gevolg rhinitis (neusslijmvlies ontsteking) met neusuitvloeiing (voedsel, water, slijm, etter) en / of een levensbedreigende (!) aspiratiepneumonie (longontsteking door ‘verslikken’).
Kwijlen. Soms is er een iets bomberende slokdarm te voelen aan de linker halszijde. Vermagering tot cachexie (ernstige vermagering); vaak toegenomen eetlust.
Bij een aspiratiepneumonie zien we symptomen als benauwdheid, hoesten, rochelen, koorts, sloom / algemeen ziek zijn; aspiratiepneumonie is de belangrijkste doodsoorzaak van een megaoesophagus patiënt.
(a) p. 394: Figuur 2. Diagnose van megaoesofagus: beslissingsschema.
Laboratorium
Aanvullend (laboratorium) onderzoek is in het bijzonder van belang voor het opsporen van een mogelijk onderliggende oorzaak.
(a) p. 394: Figuur 2. Diagnose van megaoesofagus: beslissingsschema.
De meest voorkomende secundaire vorm van een megaoesophagus is die wordt veroorzaakt primair door myasthenia gravis (25-30% van de secundaire gevallen (b)). Verhoging van serum antilichamen tegen acetylcholine receptoren (verworven myasthenia gravis) zijn bevestigend voor de diagnose. De test levert mogelijk een vals negatief resultaat op na recente cortisontoediening en heeft een lage sensitiviteit bij focale myasthenia gravis.
DBV
Röntgenologie, natief (zonder contrast) of met contrast. NB: pas op voor aspiratie van bariumpap bij het toedienen van het contrast middel. Fluoroscopie (‘slikfilm’).
Behandeling
Primaire vorm: medicamenteus, symptomatisch. Secundaire vorm: onderliggende oorzaak behandelen. NB: orale medicijnen kunnen minder effect hebben door regurgiteren / verblijf in de slokdarm
(a) p. 395: Figuur 3. Behandeling van megaoesofagus: beslissingsschema
Frequent, kleine porties energierijke voeding toedienen / geven. De meest ‘werkbare’ consistentie – vast, vloeibaar of gemengd – verschilt per hond. De voeding wordt gegeven / toegediend terwijl de hond zich in verticale positie bevindt tot minstens 10-15 (tot 30) minuten na voedselopname. Zie Bailey Chair. Kijk ook even naar de video van Mick and his Bailey Chair
Medicamenteus
Prokinetica. Metoclopramide geeft geen verhoging van de peristaltiek van de slokdarm bij de hond. De slokdarmwand musculatuur bij de hond bestaat uit dwarsgestreepte spieren; in tegenstelling tot die van de kat, die uit glad spierweefsel bestaat. De klachten kunnen zelfs verergeren door toename van de tonus (spanning) van de cardia sphincter (sluitspier slokdarm-maag) die wel uit glad spierweefsel bestaat. De kans op reflux (terugstromen) van irriterende maagsappen naar de slokdarm wordt weliswaar kleiner.
Antibiotica. Bij aspiratiepneumonie (en rhinitis) behandelen we met antibiotica. Meestal is er noodzaak van direct ingrijpen: amoxicilline clavulaanzuur 20mg/kg en enrofloxacine 5 mg/kg, beide iv, resp. elke 12 en elke 24 uur. Bacteriologisch onderzoek en antibiogram vanuit bronchoalveolair lavage uitvoeren om te controleren of antibioticumkeuze correct is.
Slijmvliesprotectors / zuurremmers. Een oesophagitis (ontsteking van het slokdarm slijmvlies) wordt behandeld met Sucralfaatsuspensie (0,5-1 gram oraal elke 8 uur (c)) en Omeprazol (20 mg/hond of 0,7 mg/kg per os elke 24 uur (c)).
(a) p. 395: Figuur 3. Behandeling van megaoesofagus: beslissingsschema
Bij myasthenia gravis als onderliggende oorzaak kunnen we Pyridostygmine bromide (humaan Mestinion®) 0.5-3 mg/kg, elke 8-12 uur per os (c) voorschrijven; laag beginnen. Eventueel in combinatie met corticosteroïden (niet bij aspiratiepneumonie).
Chirurgie
Niet van toepassing. Met uitzondering van o.a. een persisterende rechter aortaboog als onderliggende oorzaak; tijdig ingrijpen is noodzakelijk ter voorkoming van teveel schade aan de musculatuur van de oesophaguswand.
Prognose
Algemeen: afhankelijk van tijdstip diagnose, de reeds aangerichte irreparabele schade aan de overrekte slokdarmwand bespiering en de (onderliggende) oorzaak.
Bij de congenitale vorm iets gunstiger: verbetering van circa 20-50% (a,b) tot de leeftijd van 1 jaar is mogelijk.
Bij de verkregen vorm: gereserveerd; volledig herstel is zeldzaam. Vaak zijn er complicaties door ondervoeding en aspiratiepneumonie (in 60% van de gevallen; meest voorkomende doodsoorzaak).
Een gunstiger verloop van een verkregen megaoesophagus is beschreven bij de behandeling van gevallen waarbij de volgende onderliggende primaire ziektes speelden: myasthenia gravis, ziekte van Addison, hypothyreoïdie, botulisme, tetanus, loodintoxicatie, acryl-amide intoxicatie, polymyositis, polyradiculitis en vasculaire ringanomalieën.
Megaoesophagus t.g.v. anaesthesie of oesophagitis kan in 2-14 dagen zijn opgelost (b).
Follow-up
Met regelmaat controle klinisch beeld, lichaamsgewicht en röntgen thorax. Bij een aspiratiepneumonie elke 1-2 weken controle; antibioticum kuur zolang als nodig (op geleide van röntgen thorax).
Opmerkingen
Extra interessante en overzichtelijk informatie (a):
p. 390: Tabel 1. Etiologie van megaoesofagus bij de hond en de kat
p. 392: Tabel 2. Differentiaaldiagnose van megaoesofagus bij de hond
p. 394: Figuur 2. Diagnose van megaoesofagus: beslissingsschema
p. 395: Figuur 3. Behandeling van megaoesofagus: beslissingsschema
Bronnen:
- Megaoesofagus bij de hond en de kat, A. Van Ham, A. Vanhaesebrouck, I. Polis, L. Van Ham, Vakgroep Geneeskunde en Klinische Biologie van de Kleine Huisdieren, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent, Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2009, 78, pagina 388–399
- Megaoesophagus, Marcella D. Ridgway & Thomas K. Graves, University of Illinois, NAVC Clinician’s Brief, November 2010, page 43–48
- Saunders Handbook of Veterinary Drugs
Disclaimer
EduVet aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het gebruik van onderstaand ziekteoverzicht. Ondanks de grote zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van deze ziekteoverzichten aan de hand van literatuur en gecontroleerd door specialisten kan EduVet geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele zetfouten en andere onjuistheden of onvolledigheden, noch voor de eventuele gevolgen van het handelen of juist nalaten van handelen op grond van informatie die via deze ziekteoverzichten is verkregen.
Toelichting
Een ziekteoverzicht / -profiel is in principe een geheugensteun voor dierenartsen en paraveterinairen. Het bevat in beknopte vorm de voor de praktijk meest noodzakelijke informatie. Huisdierbezitters kunnen ‘meekijken’. Een ziekteoverzicht / -profiel is nooit een vervanging van de dierenarts. Diagnose, behandeling en follow up dienen uitsluitend door of onder begeleiding van een dierenarts plaats te vinden.